close
close

Oppositieleider roept op tot het aftreden van AG, minister van Justitie

KINGSTON, Jamaica – Oppositieleider Mark Golding heeft opgeroepen tot het aftreden van procureur-generaal dr. Derrick McKoy en minister van Justitie Delroy Chuck.

Zijn oproep volgt op de verklaring van de minister dat de regering in beroep zal gaan tegen de uitspraak van de rechtbank waarin de tweede verlenging van de ambtstermijn van directeur van het Openbaar Ministerie (DPP) Paula Llewellyn ongrondwettig werd verklaard.

In een persbericht op zondag zei Golding dat de verklaringen van Chuck en McKoy het resultaat waren van een misverstand over het vonnis van de rechtbank, of dat ze opzettelijk de wet verdoezelden.

“Het is duidelijk dat de publieke verklaringen van procureur-generaal Dr. Derrick McKoy en de minister van Justitie Delroy Chuck in de nasleep van de uitspraak van de rechtbank een diepgaand misverstand of een opzettelijke verduistering van de wet vertegenwoordigen, zoals verwoord in het oordeel van de Constitutionele Raad. Rechtbank. Hun daden hebben hun geloofwaardigheid als houders van deze belangrijke ambten op fatale wijze ondermijnd”, aldus Golding.

“De Nationale Volkspartij roept daarom op tot het onmiddellijke ontslag van zowel de procureur-generaal als de minister van Justitie. We dringen er bij de regering op aan om de ernst van deze situatie in overweging te nemen en te handelen in het beste belang van de democratische principes en wettelijke statuten van Jamaica”, voegde hij eraan toe.

De oppositieleider is onvermurwbaar dat de DPP na de uitspraak van de rechtbank vrijdag niet in functie kan blijven, omdat hij van mening is dat “de voortzetting van mevrouw Llewellyn in haar functie na haar wettige termijn niet alleen ongrondwettelijk is, maar ook een ernstige misstap in het bestuur.”

Ter ondersteuning van zijn betoog verwees Golding naar een brief gedateerd 20 april 2024 van de advocaat die de PNP-wetgevers Phillip Paulwell en Peter Bunting vertegenwoordigde in een rechtszaak tegen de procureur-generaal, waarin de verlenging van Llewellyns ambtstermijn werd aangevochten.

In de brief verklaarde de advocaat dat “sectie 96(2) van de Grondwet bepaalt dat niets dat door de directeur wordt gedaan, ongeldig zal zijn louter op grond van het feit dat zij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het is aannemelijk dat dit onderdeel de handelingen van mevrouw Llewellyn tussen haar 63e verjaardag (toen ze op grond van dit vonnis ontslag zou hebben genomen) en gisteren van invaliditeit redt. Het zou echter niet van toepassing zijn op alles wat ze na gisteren (vrijdag) in die hoedanigheid beweert te doen.”

Golding voegde eraan toe dat de acties van Llewellyn op maandag niet door de wet zouden worden bekrachtigd, “wat het land in een diepere crisis zou storten”.

Na de uitspraak van vrijdag benadrukte Golding dat de post van DPP vacant is en drong er bij de Dienstencommissie op aan snel actie te ondernemen door iemand aan te bevelen om in de functie op te treden.

In de verklaring van zondag zei hij dat er maandagochtend een waarnemend DPP geïnstalleerd zou moeten zijn om de dreigende constitutionele crisis die uit de afwezigheid zou kunnen voortvloeien, te voorkomen.